Nationaal Programma Onderwijs
Bijlage 1 – Werken aan executieve vaardigheden Executieve vaardigheden zijn de vaardigheden die je nodig hebt om zelfstandig te functioneren. Je gebruikt ze voortdurend in het dagelijks leven en ze zijn onmisbaar voor het succesvol volgen van lessen en het maken van huiswerk. Executieve vaardigheden liggen ten grondslag aan leerstrategieën en studievaardigheden en dus het leerrendement van onze jeugd. Zo zijn zwakke executieve vaardigheden vaak de oorzaak van slechte leerprestaties. Peg Dawson en Richard Guare (2012) noemen elf executieve vaardigheden die ervoor zorgen dat je in staat bent om aan je huiswerk te beginnen, door te zetten bij tegenslag, taken af te ronden en er naderhand op te reflecteren. Deze elf vaardigheden zijn: Peg Dawson en Richard Guare (2009) onderscheiden elf soorten executieve functies: Respons- inhibitie. Het vermogen om na te denken voor je iets doet. Deze “rem” zorgt ervoor dat je gedrag kunt inhouden, onsuccesvol gedrag kunt stoppen en je kunt verzetten tegen afleidende prikkels, zelfs als die leuker zijn. Je inhibitie heb je dus nodig om te kunnen leren, maar ook in de omgang met anderen is deze rem erg handig. Werkgeheugen. Met het werkgeheugen kun je informatie letterlijk bewerken. Het werkgeheugen regelt de informatiestromen in je geheugen. Het bepaalt wat nu relevant is, wat later en wat meteen overboord kan. Het zorgt er ook voor dat informatie uit het lange- termijngeheugen op het juiste moment beschikbaar is. Emotieregulatie. Het vermogen om emoties te reguleren om doelen te realiseren, taken te voltooien of gedrag te controleren. Soms kun je moeite hebben om je emoties te beheersen. Je wordt er als het ware door overspoeld. Volgehouden aandacht (focus). Je aandacht op iets richten betekent dat je prikkels kunt indelen naar belangrijkheid en je dan kunt richten op de meest relevante. Aandacht volhouden is voor veel mensen erg moeilijk. Taakinitiatie. Het vermogen om direct aan het werk gaan, goed weten wat de eerste stap is om je taak te volbrengen. Planning. De vaardigheid om een plan te maken om een doel te bereiken of een taak te voltooien. Daarbij ben je ook in staat om beslissingen te nemen over wat belangrijk is en wat niet belangrijk is. Je kunt volgorde van belangrijkheid aangeven. Organiseren. Informatie en materialen ordenen. Hoe pak je de voorbereiding van een toets of werkstuk aan? Hoe ga je om met huiswerk voor meerdere vakken voor de volgende dag? Timemanagement. Je bent in staat tijd realistisch in te schatten, je beschikbare tijd goed te verdelen en deadlines te halen. Doelgericht doorzettingsvermogen. Het vermogen om een doel te formuleren, dat te realiseren en daarbij niet afgeleid of afgeschrikt te worden door tegengestelde belangen. Flexibiliteit is het kunnen omgaan met veranderingen en tegenslag. Dit vermogen stelt je in staat om van aanpak te wisselen als de omstandigheden veranderen of als je merkt dat je aanpak niet succesvol is. Metacognitie is inzicht in het eigen leerproces en het kunnen toepassen van dit inzicht. Kennis over de eigen kennis of het weten van het eigen weten. Een stapje terug doen om jezelf en de situatie te overzien en te evalueren, om te bekijken hoe je een probleem aanpakt. Op de volgende pagina zie vind je een mindmap met de elf executieve functies en op welke manier hier in de cursus ‘Actief leren leren’ (A) en/of ‘Snel leren = leuk leren’ (S) aan wordt gewerkt. Alle onderdelen komen ook terug in de all-in one mentormethode Studielift123. 12
RkJQdWJsaXNoZXIy Mjc3MDc=